WW-premie

Regelgeving tot 1 januari 2020

 

Werkgevers betalen aan de Belastingdienst een sectorpremie voor de WW. Met die verschillende sectorpremies worden de eerste 6 maanden van WW-uitkeringen gefinancierd. De Belastingdienst deelt de werkgever in één van de sectoren in, waarbij iedere sector zijn eigen sectorfonds met bijbehorende sectorpremie heeft.

 

In de sectoren agrarisch, bouw, horeca, cultureel en schilders wordt de sectorpremie gedifferentieerd naar contractduur. Voor tijdelijke contracten, die korter hebben geduurd dan 1 jaar, geldt een hogere premie. Voor contracten die langer dan 1 jaar hebben geduurd, of bij vaste contracten, geldt een lagere premie. Na de eerste 6 maanden worden de WW-uitkeringen bekostigd via het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWF).

 

Regelgeving onder de Wab

 

Met de invoering van de Wab komt de premiedifferentiatie naar sector te vervallen. In plaats daarvan zal onderscheid worden gemaakt naar de aard van het contract. Er zijn twee soorten premies: de lage premie (2,94%) en de hoge premie (7,94%).

 

De lage en hoge premie

Het uitgangspunt is dat de lage premie geldt in die gevallen waarbij:

  • een arbeidsovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd;
  • die schriftelijk is vastgelegd;
  • er géén sprake is van een oproepovereenkomst (tenzij er een uitzondering geldt, namelijk BBL-leerlingen of, onder bepaalde voorwaarden, jongeren).

 

De hoge premie is van toepassing op alle overige contracten. Bijvoorbeeld bepaalde tijd contracten. Het verschil tussen de hoge en de lage premie bedraagt 5 procentpunten.

 

Herziening van de premie

De lage premie wordt herzien als er sprake is van een overeenkomst voor onbepaalde tijd, maar:

  • de arbeidsovereenkomst binnen 2 maanden na aanvang wordt beëindigd of is geëindigd;
  • voor de werknemer binnen een kalenderjaar meer dan 30% overuren verloond worden dan contractueel is overeengekomen, tenzij een arbeidsovereenkomst is aangegaan voor gemiddeld 35 uur of meer per week;
  • als de werknemer binnen 1 jaar na aanvang van de arbeidsovereenkomst een WW-uitkering ontvangt vanwege verlies van arbeidsuren of inkomsten bij de huidige werkgever;
  • de werknemer een WW-uitkering krijgt, terwijl maximaal een jaar eerder bij dezelfde werkgever het lage percentage werd herzien vanwege de toekenning van een WW-uitkering.

 

De 2 laatstgenoemde herzieningssituaties (de WW situaties) treden niet per 2020 in werking. Mogelijk treden deze herzieningssituaties in 2021 in werking, maar daar moet de minister nog over beslissen. Bij het herzien van de lage premie is met terugwerkende kracht de hoge premie verschuldigd over de 12 maanden voorafgaand aan de beëindiging van de dienstbetrekking, of aan de dag waarop het recht op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet is ontstaan of is herleefd.

 

Nadere voorwaarden voor toepassing van de lage premie

Om voor de lage premie in aanmerking te komen moet in de loonadministratie zijn opgenomen:

  • een kopie van een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd;
  • een loonstrook uit het betreffende kalenderjaar, waarin wordt vermeld of er sprake is van een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en waarin de omvang van de arbeid eenduidig is vastgelegd.

 

Gelet op bovenstaande heeft de invoering van de WW-premiedifferentiatie naar de aard van het contract gevolgen voor werkgevers. Vanaf de inwerkingtreding van de Wab zullen zij in de loonaangifte de juiste WW-premie moeten afdragen en daarbij aangeven of er wordt voldaan aan de voorwaarden voor het toepassen van de lage premie.

 

Overgangsrecht

 

Een herziening vindt niet plaats voor het deel van de periode dat is gelegen voor de datum van inwerkingtreding van artikel III, onderdeel D van de Wab.

 

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in een brief van 29 juni 2018 aan de Tweede Kamer medegedeeld dat hij en de Staatssecretaris van Financiën hadden besloten om per direct een aantal maatregelen te nemen om knelpunten bij de uitvoering van de sectorindeling aan te pakken. De volgende drie maatregelen zijn hiervoor getroffen:

 

  1. Geen terugwerkende kracht meer: verzoeken van werkgevers tot wijziging van de sectorindeling vinden alleen nog plaats met ingang van een datum in de toekomst. Echter blijft de mogelijkheid tot naheffing bestaan als door het te laat doorgeven van wijzigingen die relevant zijn voor de sectorindeling te weinig sectorpremie is geheven.
  2. Geen gesplitste aansluitingen meer: De geldende mogelijkheid om de Belastingdienst te vragen om te besluiten dat de werkgever voor verschillende soorten werkzaamheden in verschillende sectoren zou worden ingedeeld komt te vervallen;
  3. Geen concernaansluitingen meer: De mogelijkheid om de Belastingdienst te vragen te besluiten dat 2 of meer werkgevers die tot eenzelfde economische of organisatorische eenheid behoorden bij dezelfde sector zouden zijn aangesloten, komt te vervallen.

 

De hierboven genoemde eerste 2 maatregelen worden geregeld in de Wab met terugwerkende kracht tot 29 juni 2018 17:00 uur.

 

Gevolgen voor de praktijk

 

De mogelijke betaling van de hoge premie kan voor werkgevers aanleiding kunnen zijn om zich per werknemer de vraag te stellen of het niet verstandiger is om een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, met daarin een overeengekomen aantal vaste uren. Werkgevers die de lage premie wensen te betalen dienen in ieder geval te voldoen aan de daarvoor gestelde eisen, zodat naheffing wordt voorkomen.

 

Doorwerking naar premies ZW en WGA

Doordat de sectorpremie komt te vervallen, heeft dat ook gevolgen voor de hoogte van premiecomponent Ziektewet-lasten (ZW-lasten) en Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten-lasten (WGA-lasten) van de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas van kleine en middelgrote werkgevers. In dat kader is het aan de regering om hiervoor een nieuwe premiesystematiek gericht op kleine en middelgrote werkgevers te ontwikkelen.

 

Doorwerking naar uitzendsector

Het einde van de sectorpremie heeft naar de bedoeling van de regering tot gevolg dat alle uitzendbedrijven per 2020 zullen worden ingedeeld in de uitzendsector. Aangezien met de komst van de Wab de sectoren komen te vervallen, heeft dit waarschijnlijk tot gevolg dat voor uitzendbedrijven een afzonderlijke premie moet worden vastgesteld.

 

Oproepovereenkomst

Bij een oproepovereenkomst (tenzij er een uitzondering geldt, namelijk BBL-leerlingen of, onder bepaalde voorwaarden, jongeren) dient de werkgever de hoge premie te betalen.